NIEUWS | 15 augustus 2019

“Het gaat erom een verslaafde onvoorwaardelijk te accepteren”

De keren dat hij met een gevoel van „Yeah! Gelukt!” naar huis terugrijdt, zijn zeldzaam. Toch heeft zijn werk iets moois, zegt drugspastor Mark Lieshout. „Je probeert mensen een ander perspectief op hun leven te geven. Soms lukt dat.”

Het inloophuis van het Drugspastoraat Amsterdam bevindt zich aan de Van Ostadestraat in de wijk De Pijp, niet ver bij de protestantse Oranjekerk vandaan. Elke donderdagmiddag kunnen drugsverslaafden hier vrij in- en uitlopen, een praatje komen maken, wat eten of drinken. Het is een van de activiteiten die de interkerkelijke stichting ontplooit, vertelt Lieshout. „Waarbij het onze grote wens is om nog eens een éígen onderkomen te krijgen, want dat hebben we niet. We zitten dan hier, dan daar. Overigens zijn er wel vergevorderde plannen in die richting.”

Een derde van zijn tijd is de drugspastor werkzaam op locaties van HVO-Querido, een instantie die „huisvesting biedt aan onbehuisden.” Onder hen bevinden zich nogal wat drugsverslaafden. „Ik probeer er voor hen te zijn.” Elke zondag is er daarnaast een kerkdienst in een zaaltje van het Leger des Heils op de Wallen, en tweewekelijks worden vrouwenavonden georganiseerd. „Verder ga ik wekelijks op huisbezoek, bij wie ik maar terechtkan – thuis, maar bijvoorbeeld ook in de gevangenis. En ieder jaar gaan we met een groep verslaafden naar bedevaartsoord Lourdes.”

De afgelopen vijf jaar legde Lieshout contact met „misschien wel 800” drugsverslaafden. „Dat lijken er heel wat, maar als je bedenkt dat Amsterdam duizenden verslaafden telt, valt dat nog wel mee.” Al neemt zeker het aantal verslaafden aan harddrugs af, schat hij in. „Alcohol is inmiddels een veel groter probleem.” Met welke boodschap benadert hij mensen? „Het gaat er in dit werk om mensen onvoorwaardelijk te accepteren, als geschapen naar het evenbeeld van God. Kijk, dat een drugsverslaafde zou moeten stoppen met gebruiken, weet hij of zij zelf ook wel. Maar dat kan hij nu juist niet. Vaak wordt gedacht dat verslaving een keuze is: je kiest ervoor om aan de drugs te gaan. En dat gebeurt ook wel, onder druk van vrienden bijvoorbeeld. Maar wij benaderen verslaving als een ziekte: iemand die drugs gaat gebruiken, is heel vaak beschadigd, mist iets, ervaart pijn, voelt zich leeg. En zolang dat zo is, blijft hij gebruiken. Wat wij daarom proberen, is zo iemand een nieuw perspectief op zijn leven te geven, zodat hij minder afhankelijk wordt van de drugs.”

„Aansprekend” noemt Lieshout hier de Bijbelse geschiedenis van de Emmaüsgangers. „Jezus komt bij hen lopen, en vraagt: „Waar hebben jullie het over? Waarom kijken jullie zo somber?” En zegt dan: „Zou het ook niet kunnen dat…?” In ons werk proberen we eigenlijk iets vergelijkbaars te doen – mensen op een andere manier naar hun leven, naar wat er gebeurd is, laten kijken.”
Moedbenemend, misschien? „De keren dat ik met een gevoel van „Yeah! Gelukt!” naar huis rijd, zijn zeldzaam, ja. Je vraagt je echt weleens af of wat je doet zoden aan de dijk zet. Maar aan de andere kant zie je zo af en toe toch grassprietjes gaan groeien. En dat is dan zó mooi.”

Aangrijpend blijven de zogenoemde gemeentelijke begrafenissen, zegt Lieshout, begrafenissen dus van drugsverslaafden om wie niemand zich nog bekommert en die door de gemeente Amsterdam worden bekostigd. „Ik heb het meegemaakt, bij het verzamelgraf op Sint Barbara, dat er dan halverwege nog één neefje komt aanlopen. Dan denk ik: hoe eenzaam kun je sterven…”

Auteur: A. de Heer
Bron: Reformatorisch Dagblad